maandag 20 mei 2013

Forges et Ateliers de Construction d'Eure et Loire

Een blog over mijn eigen ervaringen met de Facel III. Het is een rare constatering. De auto is slordig waar het mag, en super waar het moet. Maar niets past er vanzelf weer op. Zelf het hemel niet. Twee platen board, met enig fortuin de 50 jaren doorstaan, bekleed met schuimrubber en een soort  kunststof in rood. Worden geklemd tussen de met leer beklede daklijsten aan de binnenkant. Slechts geklemd. Het duurde tot een vol uur dat de twee delen weer enigszins acceptabel geklemd zaten. Een hemelbekleding van een Peugeot 404, of van een VW Kever is nog wel een andere uitdaging. Dus het gemak waarmee dit klusje afgerond zou kunnen worden, niets bleek minder waar.



De kier rechts van het dak laat een deel van het gestraalde en verder onbehandelde dak zien, in wit. Nou nee, niet zozeer onbehandeld, maar niet in de kleur. Rood met een kiertje wit, dat zie je.

Een andere uitdaging zijn de achterlichten. De Amerikaanse exemplaren zijn al niet meer origineel, maar al helemaal niet Europees. De aanhangerachterlichten werden vervangen door quasi originele exemplaren, die niet passen op de elders aangeschafte lenzen, die niet passen op de ook elders aangeschafte verchroomde randen, die uit zichzelf maar matig passen op de uitgestanste achterlichtopeningen in de carrosserie. Staal geeft zeer weinig mee, het is geen klei, rubber, deeg of wat voor flexibel materiaal dan ook.



Het geheel ziet er uit als een gedemonteerde robot, en zo functioneert het helaas ook. De som der delen is hoogst zelden een passend getal, maar uiteindelijk kom je er wel. Dat is de charme van het restaureren van een met de hand en veel Franse onverschilligheid gebouwde automobiel. Het plezier van een Facel, als bezit? Compensatie. En toch? Ik zou er ook een prachtige Flaminia van kunnen rijden, of misschien wel een vette Mustang. Acht cilinders horen ooit nog eens in mijn garage. Maar dit is kunst. Krijg het in de vroege jaren zestig maar voor elkaar auto's te verkopen met een matige bouwkwaliteit, bovenmatige uitstraling en vooral een prachtig eigenzinnige vormgeving. Want als er na veel gevijf en gezes weer eens iets past, ziet het er hemels uit.



Deze restauratie gaat nog wel even duren, maar als ze zover is, ga ik ervan genieten. Kilometers maken? Ook. Maar ook stilstaand. In een ruime garage. Met plek om er in een stoel naast te zitten. Genietend van de lijnen. De geur. Ze is vijftig geworden, dit jaar. Ruimschoots boven de nieuwe 40-regel van Frans Weekers. Waar FACEL slechts een slordige tien jaar bestaan heeft als eigen merk autobouwer, houdt deze regel het wellicht minder lang uit. Regeringen zijn grillig en weinig betrouwbaar gebleken op dit gebied. Het maakt me niet uit, de tering naar de nering. Ik heb verzameld dankzij de mogelijkheid belastingvrij te kunnen rijden (zo dat aan de orde is, qua technische staat).  En zal dat blijven doen. In 2014 vieren we dat de fabriek 60 jaar geleden begon met haar eigen automerk, FACEL VEGA. Ik ben daar hopelijk bij, met mijn eigen Facel III. De druk, ik begin haar te voelen.