J. A. Boer is de architect die we veel tegenkomen in de Korrewegbuurt, onder andere bij het Noorderbad, nu bibliotheek en kinderopvang en het Bernouilleplein. Zoon van een sorteerder, later sigarenmaker. De statige wijk doorstaat de Tweede Wereldoorlog relatief ongeschonden. De binnenstad ligt in puin. In de jaren vijftig volgt voorzichtig de opkomst van het verkeer. De heren- en damesrijwielen maken heel gestaag plaats voor de automobiel. Waarna het in de jaren zestig en zeventig geheel uit de hand gaat lopen, tot het verkeerscirculatieplan paal en perk stelt aan oeverloos rondrijden. In de jaren tachtig begint de wijk te vervallen en herpakken we ons uit de crisis met wortelbroek en beenwarmers. In de jaren negentig zorgt straatmeubilair voor meerdere autoremmende maatregelen. Vooraan in de Heymanslaan slaat de vermoeide witte Passat eindelijk aan. Woest een zwarte roetwolk uitbrakend. De eigenaar stapt even stevig op zijn staart (Duitse auto's zijn immer mannelijk) als om hem te straffen voor de weigerachtige ouverture. Een nieuw kenteken tekent de nieuwe strijd die op straat is losgebarsten, de D zit er nog op. En tekent de straat waarin wij ons bevinden. Budgetwagens in een sjieke buurt. Belastingvrij, want ouder dan 25 jaar. In Duitsland mag je er de binnenstad niet meer mee in. Na de val van de muur gingen onze versleten wagens als roofgoed naar voormalig Oost-Duitsland, nu komen ze allemaal weer naar hier.
Maar zover zal het helemaal niet komen. Goedkope kilometervreters als bovenstaande Passat zijn makkelijk te onderscheiden van de rest. Als iemand een moderne auto op kenteken heeft en daar belasting voor betaald, is er niets aan de hand, dan mogen er gewoon drie, vier opknappers of belastingvrije liefhebbersauto's in de schuur staan. Maar ik zal wel weer naïef zijn. De buurt zelf is in steen gehouwen, opgebouwd. Stoïcijns. Dat is het woord, waar geen professor meer te vinden is, is de straat gebleven. Uiterlijk ongeroerd, onaangetast in haar chique voorkomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten