
De twee Bugatti's bij VW zijn wat mij betreft de toppers van Essen. Ongerestaureerd of in ieder geval met gebruikssporen, behoorlijk compleet. En iets dat in het vooroorlogse Duitsland niet gemaakt kon worden. Zo fragiel, doordacht en met een stuitend fijne vormgeving. Duitsland maakte op dat moment fantastische dingen waar ik erg van kan genieten, maar het is zo anders.
Mijn hoofd steek ik door de geopende zijruitjes, en zie een mooi systeem om een gordijn voor de achterruitjes te strijken. Middels een katrolsysteem met een oogje ter rechteroor van de bestuurder. Het enige dat ik kan bedenken is: "Was ik de bestuurder maar". De plamuurvlekken op de derriere, beschadigingen bij de spatschermen, doorleefd op een hele fijne manier. Leer dat nog krult, olie dat nog ruikt, techniek dat nog brult. Een mens die nog leeft.
Natuurlijk is de markt anders, de automobilist anders, een auto is een gebruiksmiddel, geen luxe meer. Althans voor de meesten. Maar een Bugatti anno 2013 die zoveel dit en zoveel dat kan, is wat mij betreft weggegooid geld. Ik ben wel eens wezen fietsen in Molsheim, waar de assemblage plaatsvindt. Chateau St. Jean ligt er vredig bij, even verderop. De fabriek is een vesting. Een kille bovendien. En kil is het wel eens in een Bugatti, maar het merk is warm, emotioneel. De Veyron is niet emotioneel, maar werkt op emotie. En dat doet VW bij Bentley echt zoveel beter. Bentley en Bugatti waren geen vrienden, ooit. Nu nog niet. VW heeft Bugatti willen duiden als supercar, de snelste ever. Maar daar zijn anderen veel beter in. Bugatti was snel, maar ook onbehoorlijk stijlvol. En de Veyron kan alleen maar het verste plassen. En op een gegeven moment is je blaas leeg, en wat rest er dan? Een lege blaas. Bugatti deed voor de oorlog wat Bentley ook deed, een onvervangbaar imago neerzetten dankzij daden, niet door marketing. VW anno nu pakt de handschoen op. Klasse. Soms lukt het, maar soms ook niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten