woensdag 9 december 2015

Flaminia

LANCIA

De Aurelia is misschien wel de belangrijkste Lancia, ooit. Een GT, een sportcoupé met bruikbare eigenschappen, als kofferruimte en comfort. En bovendien een prachtige lijn, fijne details en, ondanks rechts rijdend verkeer, het stuur doorgaans aan de rechterkant. Waarom? Italië had lang onduidelijke regelgeving over de juiste weghelft, dat om te beginnen. Maar daarnaast bleek het bij rechts rijden ideaal om het vaak aanwezige ravijn netjes te kunnen ronden. Het gekke T-stuur van een soort wit ivoor (niet echt natuurlijk) ligt mild in de hand en is een afleidend lust voor het oog.




De materialen zijn allemaal premium. Het is ook de doodsteek voor Lancia dat alles goed moet zijn en het liefst geheel nieuw bedacht. Wat in de jaren zestig gebeurde, is bij geen ander merk gebeurd. Een heel leger van modellen en bij wijze van spreken geen onderdeel uitwisselbaar. Niet omdat een oog van een dynamo bij een ander model elders moest zitten, maar omdat de een boxermotoren heeft en de ander een soort van mini-V4 met één kop. Terug naar de Aurelia, en eigenlijk wil ik naar de Flaminia. Wie ooit een echte Lancia gehad wil hebben, kan niet om de Aurelia heen. Maar in de slipstream, met veel dezelfde techniek, is daar de Flaminia. Nog ondergewaardeerd, met een beeldschone Pininfarina carrosserie, de echte doorstart van de Florida.



Natuurlijk, er zijn er meerdere gemaakt, maar nog altijd is een merk als Lancia schatplichtig, of liever gezegd, trots op de twee-kleurenuitvoering, die op de Flaminia tot een ultima doorgevoerd wordt. Dak en kofferbak in zwart, de rest in grijs of babyblauw. Veel chiquer wordt het niet. Eventueel met gordijnen achter en de gekke ruitenwissers op de achterruit. Een coupé is waarschijnlijk mooier, zowel van PF als van alle andere grootmeesters, maar ik val nog altijd als een blok voor de berlina. Met een fijne 2,5 liter V6 voorin, ook al een van de eersten. De prachtige krimplak op de klepdeksels.


Het merk is in zwaar weer, en eigenlijk al opgehouden te bestaan. Maar er gaat dan een merk verdwijnen, dat in haar naam veel van de meest mythisch klinkende geluiden heeft voortgebracht. De Lancia Lambda, met de eerste zelfdragende carrosserie. Zo geweldig als dit werd opgelost met de beperkte ver vooroorlogse technologie.  De Aurelia, met de eerste compacte V6. In 1950. De eerste tekeningen stammen uit 1943. 40 jaar later hebben bijna alle merken dit type blok beschikbaar, en koopt Lancia noodgedwongen een V6-blok bij de buren van Alfa Romeo. Qua motor voorwaar geen schande, maar het zegt wel iets. Nee, de toekomst van Lancia staat op de boekenplank, of in de schuur van de liefhebber. U weet inmiddels, welke in die van mij mag wonen.



dinsdag 21 juli 2015

Vakantie

Een ritje door de Allier leverde in de jaren negentig al snel een babyblauwe Peugeot 304 op achter een garagebedrijf, waarvan jij je afvroeg of er nog bedrijvigheid was. Die tijden zijn veranderd. Heden ten dage zie je een klassieker in een Europees land in de handen van een liefhebber, en niet als toevallig vergeten icoon in handen van een onnozele boer. Toch blijft het eerste beeld bestaan in mijn ogen. De routes in het land van belofte die ik rijd, worden steevast gereden met het doel klassiek beeld te zien. Zo ook de vakantie van afgelopen jaar.


Natuurlijk staat er nog wel eens wat, een Peugeot 504 die de Afrikaanse steppe en de Nederlandsche dijken is ontlopen. Vaak met dank aan injectie of een ZF-automaat. Is het dan een interessante 504? Meestal niet, vrees ik. Op de Franse marktplaats online vind je er dan sneller eentje. Er zijn net iets te veel zijwegen waar je zou moeten kijken. Toeval bestaat nog steeds, maar gericht zoeken lijkt een beter alternatief. Tenzij je niets zoekt, dan is alles toeval. Zo vond ik deze bij een handelaar in een achterafstraatje, die je op vakantie echt nooit zou kunnen vinden, tenzij je ernaast in een gite zit. Of je bij een bedrijf gaat kijken dat er toevallig naast zit.


Maar het gaat goed met klassiek Frankrijk. Deels dankzij een mooi aanbod van oude auto's nog gewoon in gebruik. De grens wordt al vager. Een Peugeot 405, 309 of 605. Zijn deze al klassiek? Of gewoon oud? In ieder geval nog in normaal gebruik. Bij een Renault 6 is er al geen discussie meer. De 4 is er nog alom vertegenwoordigd om over de 5 of de 25 maar te zwijgen. De 2CV wordt nog stiekem ergens nieuw gemaakt lijkt het, als je op de wegen door de Bourgogne rijdt. Er wordt zelfs gecrost met de 605, de CX en de 204. Heel bizar om te zien.


Schaars zijn de klassiekers niet. We zijn gaan tellen en kwamen iedere dag meestal heel vlot op 10 stuks, en eigenlijk viel daarna de aandacht een beetje weg, in de geruststellende gedachte dat het nog goed zit. Geen hand vol, maar een land vol. 





zondag 12 april 2015

Autoleven

Een autoleven is kort, weten we. Eerst is er de introductiestatus, iedereen wil er eentje hebben, toch de eerste in de straat. Dan volgt de monotone levenscyclus, eerst heb je een nieuwe auto, daarna kan het al een vroeg tweedehansje zijn. Tijd voor een facelift. Alles wordt weer even strakker getrokken. Vooral Renault is er altijd goed in geweest een zuiver ontwerp te verkloten met een facelift. Soms gaat het ook goed. Maar de keren dat ik een gefacelifte 407 heb gespot, kan ik nog allemaal opnoemen. Het valt niet mee voor de moderne auto om in the picture te blijven. Je bent snel uit het hart en daarmee uit het oog. Vandaag zag ik een oude auto van me. Gekocht in 1992 en verkocht in 1998. Een auto die al niet meer mocht bestaan, want voor het eerst verkocht in 1964, het was wel een model 1965, en daarmee net niet meer de meest ideale 404. Maar daar moest ik toen nog achter komen.

Het blok bleek na aanschaf geheel uitgewoond, de groene lak het resultaat van een verkoopdouche. Het interieur hoorde niet bij de prachtige roomkleurige dashboardrand. Ik was echt te optimistisch geweest. Maar wat nu? Dankzij mijn verzamelde moed kreeg ik van de verkoper een ander blok. En wat voor een? Een van de beste die ik ooit heb gehad. Alle klassieke dingen klopten, startmotor, gelijkstroomdynamo, bouwjaar. Het inbouwen deed ik in mijn stalling in Nieuwe Pekela. Ik woonde in Groningen stad, dus dat was niet naast de deur. Maar in tegenstelling tot het beeld dat onze noordelijke provincie ruimte te over heeft, blijkt het huren van iets waar je kunt sleutelen, behoorlijk lastig. De eerste rit met het nieuwe blok ging naar huis, en strandde op enkele kilometers van de stalling. ik was er klaar mee en belde de Wegenwacht. Ik kende de man in kwestie die me kwam helpen ook nog. Hij draaide de moer aan op de bobine en de 404 startte meteen. Tja, beter zo. 





Deze zomer in 1993 reden we een slordige 5000 kilometer door Frankrijk per 404. Mijn oren waren gebakken door het open schuifdak (ik droeg zeer tegen mijn gewoonte een pet, waardoor de oorschelpen weerloze slachtoffers werden van de brandende zon). De 404 had slechts één gekke afwijking, als ik stevig remde, ging de claxon. Op veel momenten dat je stevig moet remmen, wil je vaak niet ook claxoneren. Ach ja. We hebben er geen vijanden aan over gehouden. De 404 mocht dus blijven, ik kocht een leren interieur in Eefde. Ook dat hoorde niet bij de rest van het interieur, maar  het stond en rook beter. Een cremewit stoffen interieur heb ik nooit gevonden, dus ik had ook weinig keus. Zonder enige tegenslag heeft de 404 het al die jaren gedaan. In de zomer was het onze dagelijkse auto, in de winter was het de Renault 25. Toen kwam de Peugeot 405 diesel, een rode GRX. Uitloopmodel van de eerste versie, hierna kwam de facelift. Die vind ik nog steeds OK, maar ik ben blij de originele in zijn beste vorm gehad te hebben. De 404 werd echt een wagen voor erbij. Voor het eerst. Dat vind ik iets om te herdenken. Ik zag haar vandaag in een beroerde toestand, maar ze was mijn eerste echte hobby-404. En ze bestaat desondanks nog steeds. Ik vind de versies voor 1965 leuker, hebben een mooier interieur. Maar mijn groene (ook al niet mijn kleur eigenlijk) 404 uit 1965 die hier zo jammerlijk staat te verrotten, heeft me jaren plezier gegeven, en de verkoop in 1998 heeft mij de hoofdprijs gegeven met de aanschaf van mijn 404 coupé. Die is er nog steeds, en gaat ook niet weg. Ik ben schatplichtig aan mijn DH 32 49. Hoe zeg je iets ter afsluiting? Roest zacht of rust zacht?

 

zaterdag 7 maart 2015

Liefde in tijden van oorlog

Liefde in tijden van oorlog

Liefde is oneindig, als het goed is. Mijn ouders zijn van 1927. Oorlogskinderen. Beleven de jaren dertig als gegeven en het eerste lustrum van de jaren veertig als bizar tijdsgewricht. Te jong om deel te nemen aan het grote conflict, te oud om het van je af te laten glijden. En meteen na de oorlog leren ze elkaar kennen. Jongens uit Garmerwolde, Thesinge, Ten Boer. Fietsend op zoek naar vrouwelijk schoon op het platteland. De stad ligt achter hen. Het platteland, met de zachte klei als basis. Het stof van klei is eigenlijk heel zacht, het is geen schurend zand. Stedum is een baken in het land, vroeger kwam de zee er net niet aan toe. Hier vond mijn vader mijn moeder.

In Stedum leerden mijn ouders elkaar kennen. In Huizinge beloofden ze elkaar de eeuwige liefde. Wijsheid komt vaak met de jaren. Liefde komt meestal sneller. En terugblikken is nog weer jaren later. Na het overlijden van mijn vader komen de verhalen bij mijn moeder los. De plek waar ze, schuchter als ze waren, elkaar voor het leven trouw hebben beloofd, was achter de boerderij die nu de plaats Melkema heet. De VVD heeft er wel eens een vrolijke bijeenkomst gehouden. De boerderij met uitstraling staat er tegenwoordig sneu bij. Waar mijn ouders, de oorlog eenvoudig overleefd, nog onbekommerd door het Groninger land fietsten, heeft de vondst van aardgas eind jaren vijftig aardig wat gevolgen gehad. Nederland is er rijk van geworden, de keerzijde dat Nederland er afhankelijk van geworden is.



De muur waartegen mijn ouders schuchter elkaar de liefde verklaarden, wordt tegenwoordig gestut. Ivo Opstelten laat zich er niet meer zien. Henk Kamp al helemaal niet. Groningen staat vol met prachtige panden, en Nederland vraagt zich af wat we ermee moeten doen. Het liefst gewoon miljarden uit de grond blijven halen is natuurlijk de bedoeling. Bevingen, akoestische knallen. Groningen heeft het, Groningen beeft het. Groningers zijn helden, ik zou nergens anders willen wonen. Kies deze maand. Niet voor Russisch gas, dat is niet de discussie. Maar kies voor hier, voor Nederland. Kies voor mijn ouders.


zondag 8 februari 2015

Het museum dat er nooit kwam

De collectie Baillon

Pianomuziek, even later een klassiek strijkje. De ruimte is afgesloten met zwarte doeken, geen daglicht komt er binnen. Stuk voor stuk staan de erfstukken op een voetstuk, verlicht door spaarzaam LED of Natrium oranje straatverlichting. De sfeer in het heilige der heilige gekomen te zijn, door drie controlepunten, wordt erdoor versterkt. De collectie is zeldzaam effectief gehyped via alle gangbare kanalen. De gedrukte media als laatste, om het moment voor de veiling te vergroten. Maar via de sociale media sprak iedereen er al over. En je vraagt je af, hoe kan het? Zo'n collectie die niet gebruikt noch opgemerkt is? Het antwoord vond ik in Parijs.


Roger Baillon is eigenlijk de eerste pionier autoverzamelaar, naast de gebroeders Schlumpf. Eind jaren vijftig kun je de mooiste modellen voor oud-ijzerprijzen ophalen. Met een succesvol transportbedrijf had hij zelfs chauffeurs die voor hem onderweg rondkijken. Ik kan alleen maar raden wat er in die jaren naast gebouwen te zien was, die tijd is voorbij. Roger gaat een stap verder en heeft ook een carrosseriebedrijf, waar hij een van de eerste frontstuurcabines ontwikkelt, met een enorme aluminium gril en Saurermotor, La Micheline. Het idee ontstond, naast heel veel passie op autogebied, een museum te beginnen, het hielp ook dat zijn zoon Jacques dezelfde passie ontwikkelde. Samen kochten ze de collectie bij elkaar. Maar het ging mis. 





De beelden van  de opslag bij het streng voor de buitenwereld afgesloten familiechateau doen denken aan de collectie die eind jaren tachtig werd ontdekt van Michel Dovaz. De ontdekking was wereldnieuws, de afloop werd pas vele jaren later duidelijk, ook weer dankzij speurwerk en veel netwerken. Daarmee is weer duidelijk dat de huidige tijd heel anders werkt. Auto's, zelfs als wrak, worden niet meer onderhands verkocht, en het werkt. Terug naar Roger en zijn gedroomde museum.


Het doel was de collectie te restaureren naar nieuwstaat en in het spoor te geraken van museumpioniers als Henry Malartre in Lyon,  Baron de Lassée in Le Mans, Gaston Giron in de Vendée of Chassaing de Borredon in le Nec-Hellouin. In 10 jaar verzamelden de Baillons 200 eenheden. Geparkeerd in het chateau in Deux-Sèvres. Maar in januari 1978 sluit de firma zijn deuren dankzij een bankroet. De affaire Schlumpf is dan twee jaar oud en de collectie wordt deel van de inboedel. In juni 1979 worden er 60 auto's in originele staat geveild. In 1985 worden er nog eens 38 geveild. Daarmee was de angel er uit, en de rekenaar onder u heeft al uitgedokterd dat er het nodige overgebleven is. Maar zo werkt het collectieve geheugen niet. Onder strikte geheimhouding blijft de overgebleven collectie bestaan. In wrakke schuurtjes, halve carports en een paar topstukken op goede plekken. Het was zelfs zo strikt geheim dat de kinderen van Jacques geen vriendjes mee mochten nemen om thuis te spelen. En zo overleeft een collectie zonder dat er iets aan onderhoud of bescherming gedaan wordt. Roger sterft in 1996. Er verandert niets. Jacques overlijdt in 2013. De kinderen ontdekken de collectie, en de rest is historie, zou ik bijna willen zeggen. Wat is er met ons aan de hand? Er worden topstukken geveild, maar die gaan weg voor prijzen waar je voor de helft een perfect exemplaar koopt. En dan heb je nu een wrak. Een wrak uit de collectie Baillon, is dat hoe het werkt?





Chapeau voor het veilinghuis, heeft de maximale beleving overeind gehouden, een museum dat er nooit kwam en feitelijk teloor is gegaan voordat het open ging. De veiling van de 59 automobielen, waarvan er niet eentje zelf kon rijden, leverde een slordige 25 miljoen euro op. 1200 potentiele kopers/bieders, en niet één auto bleef bij de voorspelde prijs. Ik kreeg trek in een Panhard Dynamic Coupé Junior van 1936. 10.000 - 15.000 euro. Vergeet het maar, verkocht voor 37.000 euro, en dat valt nog mee, de restauratie waarschijnlijk niet. Ik zag laatst een vergelijkbare auto die er best goed uit zag, voor ongeveer 20.000 euro. Emotie verkoopt. De estimate was best goed in veel gevallen, de bedragen die daadwerkelijk geboden werden, onmogelijk veel hoger. Ik heb het museum gezien dat er nooit kwam. En het was fantastisch. Veel mooier dan het in werkelijkheid kon worden, en hier hebben veel restauratiebedrijven en artikelmakers voor jaren werk aan. Eigenlijk kan het niet mooier.





En dat zal meegespeeld hebben, eigenlijk kan het niet mooier, een spraakmakende barn find. Ik heb er ook eentje, uit 1993, een 404 uit 1964 die nooit gerestaureerd zal worden. Daar kom ik waarschijnlijk nooit aan toe en het kan zeker niet uit. Maar ze staat er toch maar mooi, mijn eigen barn find uit Cremieu. Ik heb die wens dus al vervuld, 59 andere liefhebbers (?) hebben dat afgelopen vrijdag in Parijs ook gedaan. Veel winst zullen ze er ook niet op maken, of ben ik nou gek? Roger Baillon was een liefhebber, en dat is mooi om te zien.